
Tänzerin, Emil Nolde 1910
Donderdagavond, een oud herenhuis ergens in Antwerpen. Kotfeestje. De muziek die speelt, is klassieke muziek. Een beetje ongemakkelijk wring ik me door de gang naar voor. Ik vind nergens een plaats voor mijn jas, dus houd ik hem nog even aan.
Twee uur later. Mijn jas is ergens beland, maar ik weet niet goed meer waar. Ik sta te praten met mensen waarvan ik me de naam niet herinner wanneer iemand me meesleurt naar het midden van de kamer. Wild schudden we onze hoofden op Bruckners derde symfonie.
Nog een paar uur later. Iemand legt de Bolero van Ravel op. Het is even stil. Op een verbazend organische wijze verzamelt een grote groep zich rond de tafel, waarop glazen, flesjes en sigarettenpeuken liggen. Alsof we bezworen zijn, beginnen we ons rond de tafel te bewegen. De muziek wordt sneller, wij worden sneller; onze bewegingen worden groter. Enkelen hebben zichzelf tot ceremoniemeester uitgeroepen, ze gooien hun armen de lucht in, wij ook.
Vrijdagmorgen. Mijn lichaam doet overal pijn.