
© Evy Ottermans
“In het Hongaars is er een woord voor het gevoel in je neus, net voor je gaat wenen. Facsar. Zo titelde Ligeti de derde beweging uit zijn altvioolsonate.” (Nurit Stark)
Béla Bartók heeft zich nooit thuis gevoeld in het land waar hij sterven zou. De tweede wereldoorlog dwong hem Hongarije voor Amerika te ruilen. Doodsziek, omringd door het dreunen van New York, schreef hij zijn vioolsonate. In het werk horen we de rijkdom in het innerlijke leven van een broos geworden lichaam.
Bijna veertig jaar voordien, had Bartók samen met zijn vriend Kodály doorheen het Hongaarse platteland gezworven, op zoek naar de klank van de Hongaarse volksmuziek. De melodieën die ze op hun reis hoorden, vertaalden ze in notenschrift.
De grenzen van Hongarije waren niet altijd duidelijk, zo zat het ook met de grenzen van de Hongaarse volksmuziek. Die was er niet. Net zomin als de Roemeense, Bulgaarse of Noord-Afrikaanse. Er was geen gemeenschappelijk ‘ons’ dat de Hongaarse klank bezat. In zijn gevarieerde specificiteit was de volksmuziek van iedereen.
Violiste en altvioliste Nurit Stark vertelt ons dit verhaal aan het begin van haar concert, waar ze Bartoks sonate samenbrengt met werken van Sándor Veress en György Ligeti. Het verhaal belichaamt het waarom van dit programma, of eerder Nurit Starks waarom. Als Israëlische is ze thuis in een land van migranten. De werken die ze speelt, hebben de 20ste eeuwse muziekgeschiedenis stevig omgewoeld. Maar voor Stark zijn ze meer dan louter bakens van de moderne muziek. Deze muziek gaat over missen en verlangen. Over heimwee, zonder in de val van het nationalisme te stappen.
Zo speelt en vertelt Stark de muziek ook. Elke passage, hoe modern en virtuoos ook, benadert ze met gevoeligheid. Onmogelijk hoge fluittonen, melodieën in kwarttonen en krassende dubbelgrepen zijn nooit louter klank, de klank wordt muziek doordat ze wordt geleefd.
In een helder verlichte zaal, op een zorgeloze zondagmorgen, slaagde Stark erin om alleen met haar viool en haar verhalen het hele publiek z’n adem in te doen houden.
(Misschien voelden we allen samen de facsar.) De muziek was de hare, maar de onze tegelijkertijd. We waren samen in Starks individualiteit.
Ik geloof dat zo’n ervaring vandaag buitengewoon kostbaar is.
Gezien op 19/03/17 in de Handelsbeurs.
Meer weten?
Op het einde van haar concert bracht Stark nog een toegift. Ze speelde en zong een lied van Kurtág.